De centrale banken zijn levenslang verwikkeld in een strijd om hun demonen op afstand te houden. In een best case scenario slaapt een centrale bankier goed wanneer de economie aan een stevig tempo groeit zonder dat er sprake is van te veel druk op lonen en prijzen. Want een te hoog inflatieniveau kunnen de centrale bankiers missen als kiespijn, te veel inflatie helpt het boeltje alleen maar om zeep.
Te weinig inflatie is anderzijds ook niet goed, want dan belanden we in een deflatiescenario. En dat is één van de andere demonen die de centrale bankiers liever zien gaan dan komen. De jongste jaren is deflatie de belangrijkste boeman geweest. Veel centrale banken schreeuwden om wat inflatie, een economische situatie die ze in normale omstandigheden liever zouden vermeden hebben.
Maar er is nog een vijand waarvoor de centrale banken bereid zijn een ommetje te maken. En dat is de stagflatie, een soort van mix van bovenstaande verre neefjes maar dan toch weer met enkele belangrijke verschillen. Stagflatie komt neer op een veel te trage economische groei (zo er al sprake is van groei) met toch een stevige inflatiedruk. Een situatie die uiteraard als de pest moet gemeden worden, want er is nog geen recept bedacht om deze plaag het hoofd te bieden.
De financiële markten zullen het ongetwijfeld niet graag horen, maar stagflatie is recent opgedoken als de nieuwe boeman. Voorlopig nog onder een wat wazige gedaante, in de vorm van licht tegenvallende macro-economische indicatoren en iets hoger dan verwachte inflatiecijfers. Maar als het fout gaat in de economie, kan het plots goed fout gaan. Wanneer de stagflatie diepe sporen begint te trekken door het economisch landschap, kunnen in een mum van tijd in een crisissituatie belanden. En daar zit uiteraard niemand op te wachten, maar ze zal toch onvermijdelijk blijken te zijn.