In 2008 vormde het abrupte faillissement van de zakenbank Lehman Brothers voor een angstaanjagende versnelling in de financiële crisis. Wat gebeurde er toen allemaal? Wat lag ten gronde aan de basis van de Moeder alle Financiële Crises? Waar staan we vandaag? Een eerste van drie bijdragen omtrent het Lehman-debâcle.
In de loop van de 9de september donderde de koers van het aandeel van zakenbank Lehman Brothers met bijna 50% in elkaar. Tot grote verrassing van zowat iedereen staken de Amerikaanse autoriteiten geen reddende hand uit naar Lehman. De verantwoordelijken van de in 1850 opgerichte zakenbank hadden geen andere optie meer ter beschikking dan de neerlegging van de boeken. Wat niemand nog voor mogelijk achtte, nl. het naakte failliet van een belangrijke bank, was plots een feit op de 15de september. Een tsunami-achtige schokgolf raasde doorheen het wereldwijde financiële systeem. Een ongecontroleerde implosie van dat financiële systeem leek in de maak. Markten bevroren, banken wankelden, consumenten en producenten panikeerden, overheden keken radeloos om zich heen. Referenties aan de Grote Depressie van de jaren 1930 doken alom op.
Lehman Brothers was één van de vijf fiere, om niet te zeggen arrogante, Amerikaanse investeringsbanken die qua ontwikkeling van financiële spitstechnologie al jaren de dienst uitmaakten op en rond Wall Street. Gigantische winsten en dito persoonlijke bonussen behoorden tot de normale gang van zaken voor deze crême de la crême die zich ook hoe langer hoe minder iets gelegen liet aan elementaire regels qua zakenethiek. Goldman Sachs, Morgan Stanley en Merrill Lynch waren de drie echt grote jongens en Lehman en Bear Stearns de iets kleinere maar tegelijk meest agressieve telgen van dit elitaire gezelschap. Het business model van de investeringsbanken - met Bear en Lehman als uitersten - stoelde in belangrijke mate op het financieren van langlopende wederbeleggingen op basis van geld geleend op korte termijn. De veel te beperkte eigen kapitaalsbasis (anders uitgedrukt: de veel te hoge leverage, zijnde de verhouding tussen de schulden en het eigen vermogen) maakten deze instellingen bijzonder kwetsbaar. Al snel kwam aan het licht dat diezelfde kwetsbaarheid voor zowat alle banken gold.
Vastgoedrommel
Geldt voor velen de faling van Lehman Brothers als het startshot van de zwaarste financiële crisis sedert de tweede wereldoorlog, dan is het correcter deze gebeurtenis te zien als de klassieke druppel die de reeds tot de rand gevuld emmer van de financiële problemen deed overlopen. Lehman was en blijft het symbool bij uitstek voor deze crisis maar er zat veel meer fout in het wereldwijde financieel-economisch systeem. De voornaamste van die ontsporingen kwam onder impuls van een fout monetair beleid en belangrijke misstappen inzake regulering tot ontwikkeling binnen de Amerikaanse vastgoedsector. Over de periode 1996-2005 verdubbelden de Amerikaanse huizenprijzen en in regio's als bijvoorbeeld Arizona, California en Florida ging het er nog veel heftiger aan toe. Er ontstond in het kader van deze zeepbel een wildgroei aan financiële producten die wereldwijd intens verhandeld werden en die er voor zorgden dat deze bubble voortdurend verder kon aangeblazen worden.
In juni 2004 bracht de Amerikaanse centrale bank haar extreem lage basisrentevoet van 1% naar 1,25%. In de twee daaropvolgende jaren duwde de Fed, beducht voor toenemende inflatiedreiging, haar referentierente in verschillende stapjes naar 5,25%. Deze rente-opstoot haalde de wind uit de zeepbelzeilen van de Amerikaanse vastgoedsector. In de loop van 2005 doken de eerste tekenen op van onheil: vastgoedprijzen begonnen te stagneren en het aantal wanbetalingen bij hypothecaire leningen steeg. Vooral in de sector van de rommelhypotheken, de zogenaamde subprimes, stapelden de onweerswolken zich op. Begin 2007 stuurde HSBC, een Europese grootbank, een winstwaarschuwing uit als gevolg van verliezen in haar subprime-portefeuille. Kort nadien kwamen ook Bear Stearns, BNP Paribas en twee kleinere Duitse banken (IKB en SachsenLB) met soortgelijk nieuws. Rating bureaus begonnen vastgoed papier te downgraden en op 9 augustus zagen de Europese Centrale Bank (ECB) en de Fed zich een eerste keer verplicht massaal tussenbeide te komen teneinde echte paniek in de financiële markten te voorkomen. Begin september diende de Britse hypotheekbank Northern Rock de steun van de Bank of England in te roepen. Het werd met de dag duidelijker dat ook Europese banken tot over hun oren in de puree zaten. Enkele alerte analisten merkten trouwens op dat de vastgoedzeepbellen in eurolanden als Spanje en Ierland zo mogelijk nog imposanter waren dan de Amerikaanse.
Het grote probleem was dat niemand door het bos van de massa aan papier gerelateerd aan het Amerikaanse vastgoed de bomen nog zag. Aan de basis hiervan lag de zogenaamde securitizering van hypothecaire leningen. Waar zaten de grote risico's? Wie leed er zware tot loodzware verliezen? De antwoorden op deze vragen konden niet gegeven worden en dus greep het wantrouwen op de markten en tussen de financiële instellingen onderling als een strovuur om zich heen.
Naarmate steeds meer banken met winstwaarschuwingen en zelfs verliezen kwamen aandraven, nam de paniek gestaag verder toe. Centrale banken verlaagden tegen snel tempo hun beleidsrentes en pompten steeds meer vers geld in de markten. In de loop van januari 2008 liep het echt fout. Aandelenmarkten gingen zwaar onderuit, financiële markten functioneerden alsmaar gebrekkiger en het perspectief van een zware recessie werd steeds reëler. Op zaterdag 26 januari meende de Financial Times te mogen stellen dat we "een week die de wereld in shock bracht" achter de rug hadden. Nog veel ergere toestanden zaten evenwel al in de pijplijn.
De Rogoff-voorspelling
Midden maart 2008 kwam dan Bear Stearns zwaar in de problemen als gevolg van verliezen in haar vastgoedbeleggingen. Het business model van deze investeringsbank steunde zeer sterk op het aantrekken van kortlopende financiële middelen uit de markten waarmede dan de eigen beleggingsportefeuille, die veel vastleggingen op langere termijn inhield, werd gefinancierd. De bereidheid vanuit de markten om Bear te blijven financieren, smolt als sneeuw voor de zon. Bear zag zijn liquiditeitsreserve van 17 miljard $ op drie dagen tijd weggevaagd. De monetaire en toezicht houdende autoriteiten vreesden vooral de intense verwevenheid van Bear met andere en grotere banken. Op basis van een financiering van 30 miljard $ ter beschikking gesteld door de Fed hapte JP Morgan Chase toe om Bear Stearns over te nemen. Ondanks grote kredietverliezen afgekondigd door mammoetbanken als onder meer Citigroup, Royal Bank of Scotland en Bank of America kalmeerde de redding van Bear Stearns de gemoederen, in die mate zelf dat Richard Fuld, de topman van Lehman, half april stelde dat "the worst is behind us". Ietwat overmoedige taal, zo bleek al snel.
Medio 2008 kreeg de crisis een nieuwe dimensie. Vooral rond de toestand van Fannie Mae en Freddie Mac nam de onrust fors toe. Deze twee instellingen staan centraal in de financiering van de Amerikaanse markt van de hypothecaire leningen. Van de 12 000 miljard $ aan uitstaande hypotheekleningen in de VS zit bijna de helft in de portefeuille van Fannie en Freddie. Alhoewel geen overheidsinstellingen leefde algemeen de verwachting dat zij in gevallen van nood zouden kunnen terugvallen op steun vanwege de Amerikaanse federale overheid. De obligaties uitgegeven door Fannie en Freddie ter financiering van hun activiteiten vonden, mede door deze impliciete overheidsgarantie, in de loop der tijden hun weg naar beleggers in alle uithoeken van de wereld. Midden 2008 declareerden zij 11 miljard $ aan verliezen. De markten en de beleggers begonnen zich steeds meer af te wenden van beide instellingen. Gezien het belang van Fannie en Freddie voor de reeds zo getourmenteerde vastgoedmarkt in de VS zag de regering van president Bush zich half juli verplicht speciale leenfaciliteiten ter beschikking te stellen. Maar ook deze ingreep kon het tij niet keren. De crisistrein raasde door.
Op 19 augustus 2008 schreef Kenneth Rogoff in de Financial Times: "Het ergste moet nog komen ... We stormen op een knaller ("a whopper") af... We gaan één van de grote investeringsbanken ten onder zien gaan". Als gewezen hoofdeconoom van het IMF en gerespecteerd professor economie aan Harvard University genoot Rogoff grote geloofwaardigheid. Zijn doomsday-boodschap maakte wereldwijd indruk. Het duurde niet lang of een "I told you so" vanwege Rogoff was zeer op zijn plaats. Begin september ontstond er terug hoogspanning als gevolg van, onder meer, nieuwe spectaculaire verliezen bij Fannie en Freddie en snel toenemende deining rond de situatie van AIG, de grootste verzekeringsmaatschappij ter wereld, en van Lehman Brothers. Mede onder druk van belangrijke buitenlandse obligatiehouders van Fannie en Freddie zagen mensen als minister van Financiën Hank Paulson en Fed-voorzitter Ben Bernanke begin september geen andere uitweg meer dan de nationalisatie van beide instellingen.
Trop is te veel
In de negen maanden tot eind juni 2008 leed AIG 18,5 miljard $ verlies en dit volledig in haar afdeling financiële producten. In deze afdeling zaten voor 440 miljard $ aan verzekeringen op financiële producten, vooral de ondertussen beruchte CDSs (credit default swap). Naarmate er vooral in het aan het vastgoed gelieerd papier meer verliezen aan de oppervlakte kwamen, zag AIG zich geconfronteerd met een toenemend beroep op de door haar uitgeschreven CDSs. Een failliet van AIG zou het hele financiële en bancaire systeem dat in belangrijke mate steunde op de verzekeringen aangegaan bij AIG, in een diepe crisis gedompeld hebben. Over het weekend van 13 en 14 september gingen de verantwoordelijken van de regering en de Fed over tot actie. De Fed verleende in twee schijven 123 miljard $ aan noodkredieten aan AIG. In ruil kreeg de Fed 80% van de AIG aandelen in portefeuille wat de facto de nationalisering van AIG betekende.
Tijdens hetzelfde weekend kwam ook het compleet uitzichtloze van de situatie van Lehman Brothers aan de orde. Deze investeringsbank diende 100 miljard $ per maand te vinden om haar financieringsmolen draaiende te kunnen houden. De schattingen van de verliezen op de balans van Lehman liepen op tot 80 miljard $. Overnamegesprekken met de Britse Barclays-groep sprongen af. Fannie, Freddie, AIG en nu ook nog eens Lehman. Trop is te veel, zo concludeerden Paulson en Bernanke. Ook al omdat beide beleidsverantwoordelijken vonden dat de markten onderhand toch wel tijd genoeg hadden gehad om zich voor te bereiden op een zwaar accident met Lehman, viel de beslissing om Lehman op de klippen te laten gaan. Zo gebeurde dan op die historische maandag 15 september 2008.
De reacties waren virulent. Aandelenmarkten daalden spectaculair, banken weigerden nog aan elkaar te lenen, gans de economie kwam tot stilstand. De Fed trok alle registers open om een complete ineenstorting van het Amerikaanse financiële systeem te voorkomen. Amerikaanse grootbanken als Washington Mutual en Wachovia konden enkel via overnames van de ondergang gered worden. In Europa bleek nu snel dat ook de banken aldaar tjokvol met Amerikaans vastgoedpapier en andere verlieslatende wederbeleggingen zaten. De bankencrisis die zich in Europa ontwikkelde, was al minstens even penibel als de Amerikaanse, niet in het minst omdat de Europese banken immens groot waren ten opzichte van de respectievelijke nationale economieën. In België kregen we alzo Fortis en Dexia over ons heen. De IJslandse en Ierse banksector ontplofte compleet. Al snel sloeg de financiële en bancaire chaos zowel in de VS als in Europa over op de rest van de economie. Een diepe recessie zette in. Onvermijdelijk vielen de gevolgen daarvan tot in alle uithoeken van de wereld te registreren. Tot op de dag van vandaag is het wereldwijd nog altijd voor een stuk puin ruimen als gevolg van de enorme financiële crisis waarvan het failliet van Lehman Brothers nu ondertussen jaren geleden het symbool bij uitstek vormt.