De financiële markten hebben in de eerste anderhalve maand van dit jaar op de toppen van de tenen gelopen, want het stoof er behoorlijk. Blijkbaar zijn de beleggers bevreesd voor iets wat in de lucht hangt, mogelijk (of zelfs waarschijnlijk) een volgende crisis. Maar eigenlijk hoeven we ons geen illusies te maken: maak de borst maar nat want de volgende grote crisis is al begonnen. Alleen beseft de wereld dat nog niet.
Het zijn de centrale banken die een dicht rookgordijn opgetrokken hebben, zo dicht dat de echte situatie op het speelveld nog moeilijk herkend kan worden. De ingrepen van de centrale bankiers zijn in 3 schuifjes te rangschikken. In eerste instantie hebben ze de meubelen gered door snel in te grijpen wanneer het financieel systeem in 2007 dreigde om te vallen. Maar daarna is het compleet misgelopen.
De eerste interventie, tussen pakweg 2007 en begin 2009 werd opgevolgd door een tweede ronde, want inmiddels was duidelijk geworden dat de eerste ronde weliswaar de ergste gaten had gedicht maar dat het financieel systeem stuurloos bleef ronddobberen. Er was dus een extra inspanning nodig om de economie weer vlot te trekken. De geleverde inspanningen bleken echter geen resultaten meer op te leveren.
Vanaf 2012 veranderde vervolgens alles. De centrale bankiers beseften dat ze met de rug tegen de muur stonden en namen hun toevlucht tot paniekvoetbal. De programma’s van monetaire verruiming, ook wel quantative easing genoemd, waren niet langer weloverwogen, er werd maar in het wilde weg op los geschoten. De Japanse centrale bank spande de kroon, de Bank of Japan lanceerde een qe-programma met een tegenwaarde van 25% van het BBP van het land. Nooit eerder werd zo veel geld gespendeerd met zo weinig resultaat. En dat is nog maar een voorsmaakje van wat ons te wachten staat. Wie een veilig gevoel wil hebben, kan beter maar wat goud en zilver inslaan. Voor het geval dat het helemaal misloopt.