De vrome wens van de centrale bankiers over de afgelopen jaren was inflatie, inflatie en nog eens inflatie. Want we beleefden een deflatiescenario, waarbij niet inflatie maar wel deflatie de grootse boosdoener vormde. Deflatie is niet voor 100% synoniem voor een slappe economische gang van zaken, maar is er wel min of meer congruent mee. En inderdaad heeft de wereldeconomie alle moeite van de wereld gehad om zich te herpakken. En is het nog altijd moeilijk om voldoende economische groei te krijgen.
Maar de inflatiewens heeft een heel vervelend kantje. Want de centrale banken willen wel inflatie, maar dan liefst niet te veel. Inflatie heeft namelijk de eigenschap dat ze moeilijk in de hand te houden is. De stap van beperkte naar galopperende inflatie is namelijk snel gezet, met als bijkomende eigenschap dat die inflatie moeilijk onder controle te houden is. De boodschap luidt dan ook dat de evolutie van de inflatie nauwlettend in de gaten moet gehouden worden.
En dan is er één land dat extra in de gaten gehouden moet worden vanwege inflatiegevaar. Het Verenigd Koninkrijk krijgt eindelijk namelijk inflatie, maar niet op de manier die het wenst. De heilige graal van de westerse wereld (als we inflatie zo mogen omschrijven tenminste) heeft zich in het land namelijk in een sneller dan verwacht tempo aangekondigd. Dat is dan weer het gevolg van de Brexit, het referendum waarin de Britten zich tegen Europa uitgesproken hebben.
Als gevolg van de Brexit is de koers van het pond op de valutamarkten fors gedaald. Of met andere woorden: de komst van inflatie in het VK heeft alles te maken met de situatie rond het pond en is allesbehalve een signaal dat de economie aan de beterhand is. Want als gevolg van de Brexit wordt ook de Britse economie met heel wat problemen geconfronteerd. Wat zich in het VK voordoet, kan zich ook elders in Europa voordien. De inflatiewens is dus een wens die niet van enig gevaar vrij is.