De verkiezing van Donald Trump tot volgende Amerikaanse president heeft verstrekkende gevolgen, gevolgen die veel verder reiken dan alleen het politieke landschap. Beat Wittmann, partner en voorzitter bij Porta Advisors, is van mening dat de economen nog niet de volle draagwijdte van de komst van Trump naar het Witte Huis begrijpen. Ook bij de Amerikaanse centrale bank is de frank blijkbaar nog niet gevallen.
Trump betekent het einde van het centraal bankieren zoals we dat hebben gekend, niet meer of niet minder. De rol van monetaire stimuli staat namelijk op het spel en laat dat nu toevallig de politiek zijn die de FED in de afgelopen jaren heeft gevoerd. De nieuwe president is namelijk voorstander van het eerst uitgeven van geld, geld dat pas daarna gedrukt zal worden. Of met andere woorden de omgekeerde aanpak zoals de FED het tot dusver heeft gedaan.
Wittmann wijst er op dat Trump heeft aangekondigd 1000 miljard dollar te zullen investeren in infrastructuurwerken zonder daarvoor beroep te moeten doen op de FED. Daarmee dreigt de rol van Janet Yellen en de andere FED-mensen een stuk kleiner te worden als ze onder Barack Obama is geweest. Het zal echter duidelijk zijn dat aan deze aanpak risico’s verbonden zijn. En die risico’s zijn bovendien niet van de geringste.
David Kelly, chief global strategist bij JP Morgan Asset Management, wijst op de eerste plaats op het inflatiegevaar. De FED is er niet in geslaagd een gezonde inflatie te krijgen door geld te drukken, maar Trump zal daar waarschijnlijk wel in slagen door geld uit te geven dat er eigenlijk niet is. Het tekort op de begroting zal dit jaar stijgen van 2,50% naar 3,20%, om de volgende jaren helemaal door het plafond te vliegen. Aan dit tempo zal de schuldenberg tegen 2026 zijn doorgestegen tot 105%, waardoor de basis voor een grote inflatiegolf zal zijn gelegd.