Op het eerste gezicht zijn de centrale bankiers er dan toch in geslaagd om het tij te doen keren. Dankzij formidabele financiële inspanningen konden ze in 2007 eerst het financieel systeem drijvende houden, waarna in de jaren nadien dankzij meervoudige quantative easing programma’s de economie weer boven water werd getrokken. Maar beide operaties kenden een prijs en waarschijnlijk kregen we die rekening nog op ons bord.
Volgens een rapport van het McKinsey Global Institute onttrokken de centrale banken in de Verenigde Staten, Europa en het Verenigd Koninkrijk in de periode 2007-2012 maar liefst 1600 miljard dollar aan het financieel systeem, onder andere in de vorm van lagere rentevoeten. Dat geld was echter afkomstig van de man in de straat, van u en ik dus. Onder andere pensioenfondsen, verzekeraars en spaarders betaalden een hoge prijs.
Iedereen beseft inmiddels wat de gevolgen van de nulrentevoeten zijn: spaargeld brengt niets meer op, met als gevolg dat de waarde van dat spaargeld door de inflatie wordt uitgehold. Hoe laag die inflatie ook mag zijn. Maar uiteindelijk zijn zowel centrale bankiers als overheden de echt moeilijke beslissingen uit de weg gegaan. Er is niets veranderd sinds 2008-2009 en dat doet een alarmbelletje rinkelen.
De lage rentevoeten hebben het lenen aangemoedigd, de man in de straat heeft de indruk dat geld gratis te krijgen is. Een ander gevolg is dat bedrijven die anders omgevallen waren nu overeind zijn kunnen blijven. Wat niet belet dat het nog altijd zombiebedrijven zijn. Maar de huidige situatie is uiteraard op lange termijn niet houdbaar, vroeg of laat krijgen we de rekening gepresenteerd voor het ontbreken van een blijvende oplossing voor de onderliggende problemen. En die rekening zal ongetwijfeld opgediend worden in een opnieuw een stevige crisis.