Gelukkig zijn er in het leven nog altijd een aantal wetmatigheden waar niet vanaf geweken wordt. Zo zullen de wetten van vraag en aanbod op langere termijn altijd blijven spelen, ook al zullen die af en toe tijdelijk verstoord worden door factoren van buitenuit. Ook op de goudmarkt spelen de wetten van vraag en aanbod nog steeds een rol, hoewel weten dat deze markt door externe krachten gemanipuleerd worden. Maar laat ons even kijken naar de interne krachten, want die zullen vroeg of laat de goudprijs opnieuw helpen bepalen.
Na de piek van 2011 hebben de goudmijnen hun activiteiten geherstructureerd en hun uitgaven en kosten gedrukt om hun kasstromen positief te houden. Arnaud Delaunay van Leleux heeft proberen uit te zoeken wat de gevolgen van die ingrepen zijn. Belangrijk daarbij is om te weten welke ingreep het meest van belang is geweest. Dat blijkt de daling van de investeringen te zijn, zeg maar de capex. Met daarnaast natuurlijk de kostenreducties.
Die kostenreducties namen volgens Delaunay verschillende vormen aan, gaande van productiviteitsverbetering over lagere onderhoudskosten tot het verminderen van de kosten van exploratie en evaluatie. Op basis van de gepubliceerde doelstellingen door de verschillende mijnbouwbedrijven, zal deze evolutie minstens nog tot volgend jaar blijven duren. Dat blijkt dan weer uit een studie uitgevoerd door Deutsche Bank.
De vraag waarom alles om draait, is wanneer deze maatregelen effectief invloed zullen hebben op de evolutie op de goudmarkt. Hierbij moet rekening worden gehouden dat het uitbaten van een goudmijn een proces van lange aanloopduur is, het kan 10 tot 20 jaar duren alvorens ze effectief in ontginning is. Het afbouwen van de productie kan evenwel sneller verlopen. Lagere investeringen in de goudmijnen vanaf 2012 zullen vanaf 2016-2017 repercussies hebben op de goudprijs, zo meent Delaunay te mogen besluiten. Dat betekent dat goud louter en alleen op basis van de wetten van vraag en aanbod op termijn automatisch duurder zou moeten worden, op voorwaarde uiteraard dat er zich geen nieuwe externe factoren aandienen.