De World Gold Council (WGC) publiceerde zijn jaarlijkse rapport over de situatie op de goudmarkt. We onthouden uit dat rapport onder andere dat de vraag naar gouden staven en gouden munten vorig jaar lichtjes steeg, onder andere als gevolg van een sterke vraag in China, India en de Verenigde Staten. Het woord ‘lichtjes’ deed ons echter de wenkbrauwen fronsen. Hoe betrouwbaar zijn de gepubliceerde cijfers van het WGC?
Niet zo betrouwbaar, zo blijkt. De vraag naar goud is veel hoger dan de World Gold Council ons wil doen geloven. Eric Sprott van Sprott Global Resources windt er geen doekjes om: de cijfers die de organisatie ons verstrekt, miskennen volledig de realiteit. Het gebrek aan goede wil is Sprott in het verkeerde keelgat geschoten, in zoverre dat hij een open brief naar de WGC heeft geschreven. Zijn eisen zijn duidelijk: meer transparantie over vraag en aanbod op de markt.
Sprott stelt al geruime tijd vast dat de vraag naar fysiek goud enorm groot is, maar dat de explosie in die vraag zich nog altijd onvoldoende weerspiegelt in de goudprijs. De WGC kan alleen gewagen over een lichte groei van de vraag omdat de ETF’s (de beursgenoteerde beleggingsfondsen die in goud beleggen) op grote schaal hun posities hebben afgebouwd. Die verkopen hebben de situatie op de markt volledig scheef getrokken.
In werkelijkheid slaat de balans tussen vraag en aanbod duidelijk over naar de vraagzijde. Wanneer de verkopen door ETF’s buiten beschouwing worden gelaten, zou tegenover een vraag naar 5.185 ton goud slechts een aanbod van 2.140 ton staan. Volgens Sprott is de gebrekkige informatie verstrekt door het WGC één van de belangrijkste redenen waarom de beleggers tot voor kort zo weinig vertrouwen hadden in goud. En waarom de goudprijs zo lang zwak is gebleven. De World Gold Council schiet volgens Sprott te kort in haar belangrijkste taak, namelijk de promotie van het goud.