De negatieve rentevoeten zijn eigenlijk voor niemand een goede zaak. Spaarders en renteniers klagen steen en been over het feit dat ze geen rendement meer krijgen op hun spaargeld. Iedereen wie had gerekend op wat opbrengst van dat spaargeld, kwestie van de oude dag veilig te stellen, blijkt op het verkeerde paard te hebben gewed. Maar niet alleen spaarders en renteniers hebben alle redenen om aan de klaagmuur te gaan staan. Want ook de banken zijn allesbehalve blij met de huidige gang van zaken.
Negatieve rentevoeten kosten de Europese banken handenvol geld, zo blijkt uit een onderzoek gedaan door Bank of America Merrill Lynch. Het European Banks Strategy research team van deze bank probeerde te becijferen wat de uiteindelijke kostprijs van deze evolutie is. Deze studie kwam tot een aantal opvallende conclusies, waar de Europese Centrale Bank in de toekomst maar beter rekening mee kan houden.
Het rapport berekende dat de negatieve rentevoeten bij hun introductie in 2014 de banken jaarlijks ongeveer 200 miljoen euro kostten. Maar inmiddels is dat bedrag maar liefst vertienvoudigd, vandaag mag aan een kostprijs van maar liefst 2 miljard euro gedacht worden. De analisten van Bank of America gaan er daarbij van uit dat een negatieve depositorentevoet van 100 basispunten de banken tegen 2018 op jaarbasis 20 miljard euro kan kosten.
Maken de negatieve rentevoeten kans op slagen? Bank of America gelooft van niet. Bovendien is er een duidelijk risico verbonden aan de blootstelling van de banken aan negatieve rentevoeten. Er is nu al een inkomstenprobleem bij de banken en hoe dieper de rentevoeten onder nul zakken hoe groter dat probleem zal worden. Vroeg of laat zal de ECB tot het besef moeten komen dat deze strategie geen soelaas brengt, maar dit toegeven zal niet zo makkelijk zijn. De kans bestaat dat het been nog een tijdje stijf zal gehouden worden, met alle gevolgen van dien.