Goud is saai en zonde van de tijd. Als belegging is goud geen stuiver waard. Verkoop uw goud want er valt toch niets aan te verdienen. Met dit soort waarschuwingen worden we voortdurend om de oren geslagen. De meeste banken maken weinig of geen woorden vuil aan de mogelijkheden om in goud te beleggen. Ze weten goed waarom, want aan goud valt voor hen weinig te verdienen. Maar ze vergeten hun klanten wel te vertellen dat goud sinds 2000 duidelijk beter heeft gepresteerd dan de beurzen.
De banken doen niets liever dan hun eigen producten verkopen, want daar liggen hun winstmarges het hoogst. De vermogensbeheerders bij de banken worden beoordeeld op de inkomsten die zij voor hun bank weten te realiseren. Het belang van de klant verhuist daarbij naar de tweede rij. De klant is er voor de bank, de bank is er niet voor de klant. Dat die klant veel of weinig rendement oplevert, zal de bank worst wezen. Zolang als die maar klant blijft.
Tegen die achtergrond valt makkelijk te begrijpen dat de banken eigenlijk niet de minste interesse hebben voor goud. Er wordt liever gezwegen over de edelmetalen, want de klant zou nog wel eens op ideeën kunnen komen en vragen naar beleggingen in goud, zilver of andere edelmetalen. Dus wordt ook in alle talen verzwegen dat goud ondanks een paar mindere jaren sinds 2000 duidelijk de markt heeft geklopt.
Maar ook op langere termijn was goud ‘outstanding’, om het in Engels te zeggen. Sinds de loslaten van de koppeling van het goud met de belangrijkste valuta’s in 1967, is de goudprijs met een factor 33 verdubbeld. 1 dollar van toen (de euro bestond in 1967 natuurlijk nog niet) is er nu 33 dollar waard. Anderzijds is één dollar belegd in de S&P 500 er nu 21 waard. Misschien kan het geen kwaad om uw bankier eens met deze feiten te confronteren wanneer hij u weer eens een gepeperde rekening voor zijn vermogensbeheer voorlegt.